De Cessna was speciaal ingericht voor het vervoer van para’s: de deur en een stoel waren eruit gehaald. Nadat ook nog een medeleerling en een instructeur (de ‘jumpmaster’) waren ingestapt werd de zogeheten ‘static-line’ aan een stoelpoot vastgemaakt. Het was namelijk zo dat bij de eerste acht sprongen de leerling-parachutist niet zelf de parachute opentrok, maar dat deze automatisch werd opengetrokken door een lijn die vanaf de parachute aan het vliegtuig was vastgemaakt: de ‘static-line’.
Na de start klom het vliegtuigje zo snel mogelijk naar een hoogte van 800 meter en vloog naar het springterrein in de buurt van Nieuw Balinge. Wat een prachtig uitzicht! Kon ik maar blijven zitten in plaats van zo meteen uit het vliegtuig te moeten springen. Wat had ik mezelf aangedaan. Ver beneden me zag ik opeens duidelijk de reusachtige, fel oranje ‘T’ die in het landingsgebied was uitgelegd. De bedoeling was om zo dicht mogelijk bij die ‘T’ te landen. Op aanwijzing van de ‘jumpmaster’ liet de piloot zijn Cessna op de juiste koers vliegen. Met handgebaren werd mij duidelijk gemaakt dat ik uit de Cessna moest klimmen en, me vasthoudend aan een vleugelsteun, op het rechterhoofdwiel moest gaan staan. Door de loeiharde wind kon ik me nauwelijks staande houden.
Eerste sprong
Bij de woorden ‘Ready? Go!’ van de instructeur had ik nog even de neiging terug te klimmen in het vliegtuig, maar ik liet me uiteindelijk dan toch maar in de diepte vallen. Pas toen de reusachtige koepel zich boven mij ontplooide en mijn valsnelheid was teruggebracht naar zo’n 6 meter per seconde waren alle zenuwen van het ene op het ander moment verdwenen. Ik vond het heerlijk om te zweven tussen hemel en aarde. Het meest opvallende was de enorme stilte, volgend op het kabaal van de vliegtuigmotor en de wind die om mijn oren joelde. Sneller dan ik verwacht had kwam de landing, het was een harde landing, omdat ik nog geen enkele ervaring had in het inschatten van de afstand tot de grond. Na een achterwaartse landingsrol ontdeed ik mij van mijn parachute omdat ik niet wilde dat die speelbal van de wind zou worden. Na het provisorisch opvouwen van de parachute (‘field-packen’), stapte ik in een busje van de paraclub dat me terugreed naar vliegveld Hoogeveen. De eerste sprong was een feit en was redelijk verlopen.
Bij de tweede ging het echter flink mis. Ons was door de instructeur verteld dat, nadat de parachute zich geopend had, je met je gezicht in de vliegrichting door de luchtruim moest zweven, omdat je dan het beste de parachute kon besturen. Maar, zo was ons op het hart gedrukt, de landing moet beslist met een achterwaartse rol gebeuren, want als je met je gezicht naar voren landde zou dat minstens een gebroken neus opleveren. Met dat schrikbeeld in mijn achterhoofd ging ik, na een op zich geslaagde afsprong, daarom al ver voor de landing in de zogeheten ‘parahouding’ hangen, dat wil zeggen: met de rug in de vliegrichting, knieën bij elkaar en benen iets opgetrokken. Dat ik dan niet meer kon sturen, nam ik op de koop toe. Zo nu en dan over mijn schouder kijkend, zag ik echter dat wanneer ik zo zou doorgaan ik midden in een brede sloot zou belanden; de enige sloot die zich in het landingsgebied bevond. Een instructeur op de grond, die de leerling-parachutisten aanwijzingen moest geven en zag dat ik recht op de sloot afkoerste, brulde door zijn megafoon: ‘Boxem, nu nog niet in de parahouding; let op die sloot!’ Maar ik dacht bij mijzelf: ‘Bekijk het maar. Ik heb geen zin in een gebroken neus.
Kroos
De gevolgen van mijn eigenwijze gedrag bleven niet uit: met een enorme plons ging ik even later volledig kopje-onder in de vieze moddersloot, terwijl de hoofdparachute in het prikkeldraad aan de rand van de sloot bleef hangen. Met het kroos op mijn hoofd kwam ik even later weer proestend boven. De instructeur was woest: “Boxem, je ziet maar hoe je weer op het vliegveld komt, maar ik wil je zo niet in mijn busje hebben.” Omdat er toen nog geen mobieltjes bestonden, ben ik naar de dichtstbijzijnde boerderij gelopen, waar ik aan de boer vroeg of ik even naar mijn ouderlijk huis mocht bellen. ‘Hé pa, kun je me even ophalen uit Nieuw Balinge, maar zorg er wel voor dat je een stuk plastic over de bekleding van je auto legt, want ik ben in een sloot geland en zit onder de stinkende modder.’ Na thuis gedoucht te hebben, heeft mijn vader me weer teruggereden naar het vliegveld. De cursus voor het A-brevet parachutespringen ging ondertussen gewoon door en ik maakte mijn derde, vierde, vijfde en zesde sprong uit de Cessna.
De sprongen op zich verliepen zeker niet slecht, alleen het neerkomen ging niet echt lekker. Ik kwam met veel te hoge snelheid aan de grond. Op een gegeven moment zelfs zo hard dat het bloed onder mijn helm uitliep. Toen ik dat vertelde tegen mijn instructeur zei die dat het waarschijnlijk te maken had met het feit dat ik met mijn 90 kilo net iets te zwaar was voor de parachute die ik gebruikte. “Ik heb nog wel een parachute die wat groter is en meer geschikt voor jouw gewicht. Aan twee van die parachutes gooien ze ook Jeeps naar beneden, dus moet deze groot genoeg zijn om jou een zachte landing te laten maken.” Ik was benieuwd. Vol vertrouwen sprong ik voor mijn zevende sprong uit het vliegtuig. Toen de parachute zich opende gebeurde er iets wat mij enorm deed schrikken. In plaats van naar beneden, ging ik namelijk omhoog… Mijn fantasie sloeg toen helemaal op hol, want ik zag mij al naar het oosten wegdrijven richting Oostblok, zo van: ‘die zien we nooit weer terug…’. Wat er aan de hand was hoorde ik achteraf. Ik was met mijn enorme parachute in een krachtige thermiekbel terechtgekomen, een omhoog stromende partij warme lucht die mij net als een zweefvliegtuig omhoog had gestuwd. Gelukkig ging het even later toch weer gewoon naar beneden en maakte ik met mijn nieuwe parachute een heerlijk zachte landing op de akker.
Slotopmerking:
Tegenwoordig gaat het er bij Skydive, zoals de paraclub nu heet, een stuk professioneler en veiliger toe dan bij PCN in 1973. Het belangrijkste verschil is dat de rechthoekige ‘matrassen’, waarmee tegenwoordig gesprongen wordt, een stuk bestuurbaarder zijn dan de koepelparachutes van vroeger.
Gerrit Boxem