Op jonge leeftijd (14) begonnen, de eerste solovlucht gemaakt, het zweefvliegbrevet gehaald, aangemeld bij een vliegschool en tenslotte piloot geworden: van je hobby je werk kunnen maken…
Een piloot zoals deze kom je in de luchtvaart vaak tegen. Vaak fungeren vliegende familieleden als bron van enthousiasme. Maar een zweefvliegclub kan zeker zo goed als springplank dienen.
Mijn naam is Olfert, dit jaar 25 jaar lid van de VCH, en na hier kennis te hebben gemaakt met mensen uit allerlei hoeken van de vliegwereld ben ik inmiddels 18 jaar werkzaam bij een bekende Nederlandse airline. Het vak verkeersvlieger, dus piloot in de burgerluchtvaart, kent allerlei interessante kanten. De één verkent graag verre steden, de ander kan nooit genoeg krijgen van het uitzicht: gebergten en woeste natuur, ijs, exotische wolken en heel veel oceaan.
Verbreding
Een piloot heeft meestal een brevet voor één vliegtuigtype, en vliegt daarmee een routenetwerk met vaak tientallen bestemmingen. Bij grotere maatschappijen bestaat de mogelijkheid om af en toe van vliegtuigtype te wisselen en zo de carriere in te vullen. Voor de één is het een pittige baan, vanwege tijdsverschillen voor de lange-afstandsvliegers en drukke vluchtschema’s voor de Europavliegers, met meerdere vluchten, soms wel vijf, op een dag. De ander ziet ruimte om te verbreden met een nevenfunctie zoals instructeur, examinator of vliegveiligheidsonderzoeker. Het vak is zeer leerzaam: tot voor kort werd vooral lesgegeven in technische vaardigheden, inmiddels is een groot deel van de training (in het klaslokaal, de simulator en tijdens lijnvluchten) gericht op competenties: de mens achter de vlieger, met al zijn beperkingen én zijn vindingrijkheid, en hoe deze weerbaar te maken in geval van verrassingen.
Samen met een clubgenoot heb ik een modern zweefvliegtuig. Maar wat maakt zweven nog steeds leuk, als je iedere week al vliegt? Vergelijk een cruiseschip met een snel zeilbootje. Of een touringcar met een racefiets, natuurlijk wel zo’n mooie ligfiets met een stroomlijnkap eromheen. De kunst is alleen om juist zo weinig mogelijk op de pedalen te trappen, want daarmee stuur je het vliegtuig de bocht om – door in thermiek te cirkelen kun je weliswaar hoogte winnen, maar het betekent immers ook de helft van de tijd achteruit vliegen. En het afleggen van een flinke afstand over een prachtig gebied, en op die manier zo veel mogelijk uit de weersomstandigheden van de dag te halen, dat is voor mij is de uitdaging. “Snel vliegen als het kan, traag als het moet.” Op mijn werk is dat precies andersom, want dat spaart brandstof! Voor een verre zweefvlucht is een goede strategie nodig, en de weermodellen geven tegenwoordig heel nauwkeurig aan hoe de thermiek zich optimaal ontwikkelt, en in welk gebied. Dit maakt lange tochten mogelijk die vroeger ondenkbaar waren. Leuk om met anderen te kunnen delen. Ondertussen dragen alle clubgenoten, allen met hun eigen achtergrond, hun steentje bij om het vliegbedrijf en de club draaiende te houden. Nieuwe jeugdleden raken steeds enthousiaster van alle verhalen en vinden ook hun weg in de vliegerij, bijvoorbeeld als piloot, technicus of luchtverkeersleider. De veelal nuchtere blik van de leden en het relatief ‘vrije’ luchtruim boven de provincie Drenthe maken de VCH tot een unieke zweefvliegclub.
De afgelopen twee decennia, grofweg sinds het begin van mijn vliegcarriere, is de maatschappelijke kijk op de luchtvaart sterk veranderd. Het ligt voor de hand dat vanwege de klimaatverandering er minder ruimte en waardering gaat zijn voor luchtvervoer. Hierin kan iedereen een eigen afweging maken. Ironisch genoeg kan juist het vliegen helpen om je kijk op de wereld te verbreden. Zo drukt bijvoorbeeld je eerste lange intercontinentale vlucht je met de neus op een feit: onze aardbol is allesbehalve oneindig. Beeld je eens in: je stapt in een Boeing of Airbus, stijgt in 20 minuten naar een hoogte van 10 km, en voila: zo’n 80% van de deeltjes in de atmosfeer bevindt zich onder je. Vervolgens vlieg je een flink stuk rechtdoor, om een aardig eind richting de andere kant van de aardbol weer te landen. Dat betekent dat je die dag een groot deel van de atmosfeer onder je gezien hebt – die flinterdunne schil, dat is waarin wij kunnen leven, meer is er niet. Tegelijkertijd heb je de enorme watermassa van de oceaan voorbij zien komen, waarin zo veel warmte (energie) en CO2 opgeslagen is, en die de atmosfeer vooralsnog leefbaar houdt.
Om de gedachten te kunnen ordenen zijn een vrij hoofd en een ruime blik onmisbaar. Ik kan daarvoor geen betere manier bedenken dan zweefvliegen hoog boven Drenthe. Probeer het maar eens.