Verhaal

Anis Eiromkuy's levensverhaal

“Leef in harmonie en neem je verantwoordelijkheid”

Het was woensdag 3 april 2019. een gedenkwaardige dag voor de 89-jarige bung/oom Anis Eiromkuy uit Hoogeveen. Uit handen van burgemeester Karel Loohuis ontving hij het Ereteken voor Orde en Vrede. De erkenning waarop hij als KNIL-veteraan te lang heeft moeten wachten.

Eromkuy 1

Bung/oom Anis Eiromkuy (89) uit Hoogeveen

“Leef in harmonie en neem je verantwoordelijkheid”

Nietsvermoedend en enigszins verbaasd trad de heer Eiromkuy afgelopen woensdagavond de volle zaal van het Molukse stichtingsgebouw binnen in de veronderstelling een vergadering te moeten leiden. De verbazing werd nog groter bij de binnenkomst van de burgemeester, de heer Karel Loohuis. Wijzend naar de penning van het ambtsketen deelde de burgervader mee niet namens de Hoogeveense gemeenschap te spreken, maar namens het Nederlandse volk.

IMG_20190403_191535

Burgemeester refereerde aan de behandeling door de Nederlandse staat van de KNIL-militairen en de schade die daarmee gepaard ging. “Daar zijn we als Nederlanders verantwoordelijk voor, ook ik als burgemeester draag een medeverantwoordelijk”.

Het verhaal van de heer Eiromkuy voelt voor de heer Loohuis als zijn eigen persoonlijk verhaal, want ook zijn vader heeft in dezelfde periode gediend in het leger in voormalig Nederlands-Indië. “Hij is daar destijds officieel voor erkend, terwijl dat ook voor de Molukse KNIL-militairen had gemoeten. De erkenning voor de strijd die u ook geleverd heeft is er nooit geweest. Een schande.”

Loohuis streeft, als oud-docent geschiedenis, naar de waarheid die deze geschiedenis verhult. “Het verhaal moet doorverteld en doorgegeven worden”. Tegelijkertijd sprak Loohuis zijn respect uit dat de heer Eiromkuy, gezien zijn hoge leeftijd, een manier heeft kunnen vinden om met de pijn en het verdriet uit het verleden om te kunnen gaan.
Na het opspelden van het Ereteken voor Orde en Vrede en de uitreiking van het bijbehorende certificaat en de medaille, sprak de heer Eiromkuy een dankwoord uit waarin hij vooral zijn dankbaarheid benadrukte. “Uiteindelijk moeten we door en samen in harmonie leven en onze verantwoordelijkheid nemen”. Na het uitspreken van een gebed beëindigde de heer Eiromkuy met de kreet “Kalwedo”, wat staat voor “Kom bijeen”.

Maluku4Maluku
Dat oom/bung Anis het ereteken alsnog heeft ontvangen is te danken aan  Leo Reawaruw van actiegroep Maluku4Maluku. Op zijn initiatief is het dossier van de Ambonese militairen van het voormalig Koninklijk Nederlands Indisch Leger, het KNIL, weer tevoorschijn gehaald. In die koloniale tijd in de vorige eeuw werden alle Molukkers als Ambonese KNIL militairen aangeduid. Tijdens de Japanse bezetting Nederlands-Indië vochten zij voor de Nederlandse driekleur. De erkenning die zij hiervoor verdienen bleef tientallen jaren uit. Totdat Reawaruw het gevecht voor erkenning en rechtvaardigheid aanging. Mét resultaat! In november 2018 werden alsnog medailles en oorkondes, postuum en levend, uitgereikt aan 13 Molukse oorlogshelden. De 89-jarige Anis Eiromkuy uit Hoogeveen kon daar op dat moment niet bij aanwezig zijn. In bijzijn van zijn echtgenote, kinderen, klein- en achterkleinkinderen ontving hij op woensdag 3 april alsnog de onderscheiding en een Ereteken voor Orde en Vrede.   

Dankbaar
Bung/oom Anis werd geboren op 5 maart 1930 in Ahanari, Babar op Maluku Barat Daya. Hij is het eerste kind van vader Jesaja Eiromkuy en moeder Flora Felderina Latulola. Bung/oom Anis heeft nog een jongere zusje Johanna Marthafina, 85 jaar en nog steeds woonachtig op Babar. Zijn jongere broer Daniël en zusje Elisabeth zijn helaas al overleden. “In oktober en november vorig jaar zijn we met nog op vakantie geweest bij mijn zusje Johanna. Ze is getrouwd en heeft vier zonen en een dochter”.
Of bung/oom Anis nog iets kan herinneren uit zijn jeugd. “Zeker!” Wijzend naar zijn voorhoofd. “Het zit allemaal hier opgeslagen”. Hij bewaart fijne herinneringen aan zijn kindertijd waarin hij veel omging met zijn vrienden  Amelius Oraplean en Coldert Latulola. “We waren vaak aan het strand te vinden en op het water. Katorang tjari ikan”.
Als klein kind zat bung/oom Anis op de Volkschool in Ahanari en ging daarna naar de vervolgschool. De bedoeling was om vervolgens naar Ambon te gaan en te gaan studeren voor ‘pendeta’. “Mijn vader is 25 jaar ‘wakil ketua djemaat’ geweest en daardoor koos ik ook de richting om Gods werk te gaan doen”. Helaas liep het anders. In 1942 werd Nederlands-Indië bezet door Japan. “Mijn vrienden en ik waren nog maar tieners, maar werden door de Jappen aan het werk gezet en moesten hen voorzien van eten. Als we niet gehoorzaamden, werden we gestraft. Dat heb ik eens ervaren. Kijk maar naar het litteken onder mijn kin. Een Japanse soldaat heeft dit gedaan met het handvat van een martinet”.
Het levensverhaal van bung/oom Anis bij het KNIL begint al op zijn 17e.
“Ik ben geboren op 5 maart 1930 en was nog net geen 18 jaar om me aan te kunnen melden bij het leger. Daarom hebben we mijn geboortedatum aangepast, ‘ganti umur’, naar 22 januari 1930. Ik werd door mijn lichaamsbouw al wel geschat op 18 jaar.
Ik kon mijn school niet meer afmaken in verband met de bezetting van de Japanners. Ik was 17 jaar en 10 maanden toen mijn vader mij aanmeldde voor KNIL. Deze zocht militairen en ik ging niet meer naar school.
Er waren 50 aanmeldingen. Van de 8 mensen die door de keuring kwamen, was ik er één van. We werden gerekruteerd naar Benteng. Ik kon kiezen voor ziekenverpleger, paratroepen of korps speciale troepen. Ik koos voor ziekenverpleger hospik, want dat vond ik het mooist.
Ik werd 4 maanden als soldaat gerekruteerd, want ik moest 6 maanden in opleiding voor verpleegkundige in Makassar. Dit hield in dat ik werkzaam was bij onder andere de spoedeisende hulp en de ehbo enz. Dit heb ik van mei 1948 tot december 1948 gedaan. Ik heb veel gewonden verpleegd, zelfs vijanden! Ook al werden er vijanden verpleegd, ik was dankbaar. Dat was in Surabaya. Dit werd gedaan in een ziekenhuis maar ook in buitenposten. Ook deed ik tot 1949 het ziekenvervoer. 
Tijdens de bevrijding moest ik mij rustig houden, want ik mocht niet mee doen.
We werden door de Jappen uitgescholden voor andjing belanda (Nederlandse hond). We mochten niks terug doen, niet vechten. We moesten wel bewapend over straat en nooit alleen op pad gaan. Ik bleef altijd in de kazerne en verrichte militaire zaken. Er waren ook geen andere ontspannende dingen verder te doen.
Op 27 december 1949 riep de bataljonscommandant ons bij elkaar en deelde ons mee dat de merdeka, onafhankelijkheid, was uitgeroepen.

Ik zag als mijn toekomst dat ik terug ging naar Ambon. We wilden graag door de Nederlandse staat teruggebracht worden naar Ambon, alleen werkte  Indonesië niet mee. We werden door 3 majoors bij elkaar geroepen. Deze vertelden ons dat de Nederlandse regering ons dan naar Nederland zou brengen.
Ik wilde wel verder studeren als verpleegkundige, alleen is dat niet gelukt. Ik had de keuze om te blijven voor 6000 rupia of mee naar Nederland. Via de radio hoorde we dat de RMS (Republik Maluku Selatan, Vrije Republik der Zuid-Molukken) ons wilde ondersteunen, maar dat werd niet toegelaten.
Teneergeslagen verlieten we Indonesië, via doorgangskamp Surabaya. Met vier schepen vertrokken we richting Nederland. Met twee bataljons én in onze legerkleding gingen we aan boord van de Skaubryn. De leefomstandigheden op de boot waren goed. Alles was goed geregeld en georganiseerd. De gezinnen verbleven in aparte verblijven en de vrijgezellen ook. Amper aangekomen in Rotterdam ontvingen we het bericht dat het KNIL werd opgeheven en wij ontslagen werden. We waren boos! Maar er was geen keus.
We kwamen terecht in kamp Schattenberg. Daar bleven we gewoon marcheren en militaire dingen doen. We hebben vaak onze ontevredenheid uitgesproken en geprotesteerd, maar verder konden we niks doen.
De kampen waar we naartoe werden gebracht waren nog minder dan de boten. Het voelde niet goed.
Via het CAZ konden we kiezen naar welke kampen we konden gaan. In mei 1951 gingen we met 250 vrijgezellen naar kamp Beenderibben, toen voor twee maanden naar Eind van Diep in Steenwijk. Daarna volgde er een selectie naar Schattenberg. Barak 65 was voor de vrijgezellen en er was een centrale keuken.
De dagbeschrijving was om 09.00 uur eten, om 10.00 uur marcheren en daarna waren we vrij en deden we van alles. We kregen  3 gulden per week. We gingen werk zoeken, maar werden 60% gekort op die 3 gulden voor het CAZ. Ik was teleurgesteld en voorgelogen! Ik vroeg mij af wat mijn toekomst zou zijn. Ik wilde graag terug naar huis. Maar teruggaan was moeilijk door de gemoederen tussen Indonesië en Molukken. Halverwege de jaren '50 konden we wel terug, maar tegen vergoeding. Vanaf de jaren 60 was de teleurstelling groot. Dat werd wel minder omdat we gingen integreren.
De partij Crams was onze belangenbehartiger, maar deze kon het niet waar maken. Daar was ik teleurgesteld over en ben daar uitgestapt. Maar ik ben altijd blijven hopen!”


Gezegend
Een korte tijd verbleef bung/oom Anis op kamp CC-polder in het Friese Finsterwolde. In die tijd vroeg een familielid uit Wierden aan de jonge Anis of hij al een vriendin had. Dit was niet het geval. Want dit familielid kende een ‘nona manis’ die hij aan de jonge vrijgezel wilde koppelen. Het enige wat hij daarvoor moest doen was een brief schrijven en via haar tante Orelia bij deze ‘nona manis’ laten bezorgen. Usi/tante Coos : “Tante Orelia woonde achter ons en kwam met een smoes naar ons huis. Ze maakte eerst een praatje met mijn zus Julia, die aan het koken was. Ze snelde naar mijn kamer en gooide het briefje naar binnen. Toen ik het briefje ontdekte, heb ik het eerst snel verstopt!”. Het was namelijk een streng familielid die de omgang van de jonge Coos met Anis verbood. De liefde bleek echter sterk en er volgden ontmoetingen in het geheim. Bung/oom Anis : “Ik had al een bromfiets, dus zij kon mooi bij mij achterop! Hahaha!”. Niet lang daarna ontving usi/tante Coos weer een brief voorzien van geld. “Want als het uit de hand dreigde te lopen, kon ik met de trein naar Zwolle waar Anis op mij zou wachten. Ik heb die brief met geld heel lang bij mij gehouden”. De jonge Anis had er echter alles voor over om de hand van zijn knappe vriendin op gepaste en respectvolle wijze te vragen en had alle voorbereidingen getroffen om haar familie te ontvangen. Het jonge stel trouwde in 1959 en verhuisde naar kamp Beugelen in Staphorst, waar hun eerste zoon Richard in 1960 werd geboren. In 1962 verhuisde het gezin naar de nieuwe woonwijk voor Molukkers in Hoogeveen. Tweede zoon Jessy en dochters Flora en Peggy zagen hier het levenslicht.

“We wonen hier nog steeds met veel plezier en zijn gezegend met onze kinderen, 7 kleinkinderen en 11 achterkleinkinderen”, geven bung/oom Anis en usi/tante Coos aan.

Samen brengen ze de dagen door met diverse bezigheden en staan nog met regelmaat samen te koken voor hun kinderen en kleinkinderen. “Ik vind het ook belangrijk om in beweging te blijven”, geeft bung/oom Anis aan. "Dagelijks om 08.30 uur ga ik erop uit, boodschappen doen of anders. Of het nou regent of waait. Ik ga zelfs nog naar de pedicure, die hoeft niet bij mij te komen. Ik ga naar haar toe! En ja, ik maak gebruik van een rollator, anders kan ik vallen. En nee, ik schaam mij er niet voor hoor! Schamen, wat is dat eigenlijk? Zonde van je tijd”.

Gita Lopulisa 

De verhalen zijn, na het afnemen van een interview, met toestemming van de personen zelf of kinderen/familie geplaatst.

Geen reacties

Reactie toevoegen