Het was de oma van Jan die een bakkerij had in het Groningse Hoogezand. Een van de werknemers was Simon Broekema, die in 1939 een bakkerijtje kocht in Hoogeveen. Tijdens de oorlog kwam zijn vader onder een schuilnaam als onderduiker bij Broekema terecht. Toen hier de kanalen nog waren, bracht zijn vader de bakkerswaren met de punter naar Hollandscheveld en kwam via Alteveer weer terug. Tijdens de wederopbouw, na de oorlog, kwamen zijn ouders aan de Schutstraat te wonen. Daar is hij geboren. Als hij een dag later geboren zou zijn, dan was hij waarschijnlijk de 20.000ste inwoner van Hoogeveen geweest. Na vervoer over water volgde de bakfiets en nog wat later de motorbakfiets. Hij was inmiddels verhuisd naar de Dokter van de Veldestraat. Als hij om half vier uit school kwam moest hij drie dagen in de week zijn vader opzoeken op de route, zijn zus twee keer per week. Rond dat tijdstip was zijn vader vaak te vinden aan de Linthorst Homanstraat of de Kanaalweg. Als de voorraad brood aangevuld moest worden, dan ging hij naar de bakkerij om nog een aantal broden op te halen voor de laatste klanten. Was er brood over, dan ging dat naar een gezin in Kinholt. ‘Na mijn vaders pensionering ging hij op zaterdag in de namiddag nog naar de bakkerij om al het brood wat over was op te halen. Dat ging dan weer naar oude klanten van mijn vader, grote gezinnen die het niet al te breed hadden en die waren mijn vader daar heel dankbaar voor.’
Klantenboek
Door het brengen en halen van brood en daarmee ook het afrekenen ervan, kende de jonge Jan het assortiment en alle prijzen uit zijn hoofd. Na het voortgezet onderwijs werd hij door Broekema benaderd of hij niet tijdelijk een ventroute wilde overnemen van een zieke werknemer. Dat leek Jan wel wat, dan kon hij wat verdienen. Hij ging langs klanten in plan Noord, Noorderweg en de Oranje buurt. ‘Bij een van mijn buren kwam vaak een Ambonese-Molukse jongen. In de begin jaren spraken wij altijd over Ambonezen en later toen de woonwijk kwam werden het Molukkers. Die jongen vertelde mij dat er spoedig een Molukse wijk bewoond zou worden in Hoogeveen, de huizen waren bijna klaar. Hij vertelde ook dat de meeste bewoners uit woonoorden Beugelen en Stuifzand kwamen.’ En zo kwam het dat Jan al snel op zijn brommertje (Puch) de woonoorden ging bezoeken met de vraag aan de bewoners of hij ze brood mocht leveren zodra ze in Hoogeveen kwamen te wonen. Dat lukte nagenoeg bij alle nieuwe bewoners.
Nadat de eerste bewoners in december 1962 hun intrek hadden genomen was Jan aanwezig om hen brood te leveren. De families, de sfeer, de omgang, de verhalen, de ervaringen, Jan heeft ze nog scherp op zijn netvlies.
Een aantal mannen liep zelfs nog in hun militaire uniform herinnert Jan zich. ‘Onder de bewoners was ik bekend als Jan Broekema, ik heb dat ook maar zo gelaten. Ik denk dat veel mensen niet eens weten dat Woldendorp mijn echte achternaam is. De ouders spraken geen Nederlands. Als ik dan aan de deur kwam en de kinderen openden de deur, dan riep het kind steevast naar moeder: Ma, roti berapa? Tulis? (Ma hoeveel brood en opschrijven?) Roti dua. (twee broden) riep moeder dan.’
De administratie van het verkochte waar, hield de jonge Jan bij in een klantenboekje bij de klant. Daarnaast had hij in zijn geldtas nog zijn eigen klantenboek. Veel gezinnen rekende op zaterdag af, men kreeg toen nog weekgeld op vrijdag in een loonzakje. Veel Molukkers werkten in die tijd bij Lucas Aardenburg, Philips of Drenthina.
Wanneer de betaling niet goed verliep, werd de hulp van de heer Pit, van Ambonezenzorg, ingeschakeld. Hij bemiddelde vervolgens met de familie en werd er een regeling getroffen.
Tutup pintu
Doordeweeks begon de werkdag van Jan om 08.00 uur, want er mocht vóór dat tijdstip geen vers brood verkocht worden, dat was een wettelijke regeling. Op zaterdagmorgen was Jan rond 07.00 uur bij zijn eerste klant, dat was de familie Huwaë aan de Ebbingestraat. Hij heeft altijd veel respect gehad voor deze familie. ‘Ook al was het nog zo vroeg, de kinderen waren met z’n allen aan het werk. In de tuin, ramen lappen, stofzuigen, ze waren allemaal bezig. Wat een discipline! En altijd allemaal even vriendelijk.’
Jan weet de familienamen op volgorde van straten nog feilloos op te noemen. Elk met hun eigen verhalen en herinneringen. ‘Aan de Ebbingestraat woonde Alex Sapulette, hij kon geweldig drummen zeg! Hij is later weer terug gegaan naar Indonesië. Flip Tusmain woonde op de hoek, dat kan ik mij ook nog goed herinneren. Bij hem thuis repeteerde de band The Flying Slices, vaak met Paul Resiona. Paul heeft in meerdere bandjes gespeeld, vaak als zanger. (Lees ook het verhaal van Paul Resiona over zijn muziekactiviteiten.) Zijn artiestennaam was Dino Angelino. Aan de Pottingastraat, tegenover de flat woonde Alex Patty, een zeer goede gitarist die speelde in de band The Bees. Er was een Molukse man aan de Pottingastraat , die het eens voor mij opnam. Ik kreeg onterecht ergens de schuld van tijdens een verkeersincident in de straat. Deze meneer had het zien gebeuren en nam het voor mij op. Dat heb ik gewaardeerd. Ook aan de Pottingastraat woonde de familie Unitli, het was mei of juni 1967. Mijn vrouw was net bevallen van ons eerste kindje. Na de bevalling kreeg zij een heel schema per dag, met daarin het verhaal wat de moeder wel en niet mocht doen de eerste tien dagen. Maar deze mevrouw Unitli kwam de ene dag met de dikke buik aan de deur om haar brood in ontvangst te nemen en de volgende dag het zelfde maar haar buik zo plat als een dubbeltje! Toen vroeg ik mij even af, gaat het bij Molukkers anders als bij de Nederlanders, of zijn dat de Hollandse regeltjes.’
De eerste bewoners aan de Lodderstraat in december 1962 kan Jan zich nog goed herinneren. Tot hen behoorden onder anderen echtpaar Martin en Lien Unitli. ‘Zij waren een korte periode de enige bewoners aan de Lodderstraat. Even verderop kwam de familie Liklikwatil te wonen. Hun zoon Alex voetbalde later, net als ik, bij VV Hoogeveen. Nog een aantal huizen verder kwam de familie Seleky, meneer droeg in de beginperiode ook nog wel eens een uniform. Paar huizen verder kwam de familie Haurissa te wonen, met zoon Willem. Daarnaast de familie Loupatty en daar tegenover woonde de familie Palyama. Soms lag daar een briefje met de bestelling voor brood, op dat briefje stond dan vaak tutup pintu (deur sluiten). Weet je, eigenlijk heb ik de overgang van generaties meegemaakt. De eerste generatie wilde terug naar hun geboorteland en sprak alleen Maleis, de tweede generatie sprak Maleis-Nederlands en bij de derde generatie was het vaak gewoon plat Drents.’
Schoonvader
Wanneer Jan 18 jaar is, heeft hij de bakfiets ingeruild voor een Volkswagenbus. Naast brood werd het assortiment uitgebreid met kruidenierswaren. Ook balen rijst werden daarin opgenomen, die hij bij de groothandel Cash & Carry haalde. Zijn schoonvader kon op zijn 63e jaar toen met gemak op elke schouder een zak rijst dragen van 25 kilo. Daar stond Jan als jonge knul van te kijken. Jan had naar eigen zeggen al moeite met 1 zak. Zijn schoonvader werkte destijds bij kolenhandel Scholing en heeft nog geleverd in woonoord Stuifzand en later in de Molukse woonwijk. ‘Hij kreeg eens van een Molukse mevrouw eten mee. Ze had pens bereid en dat mocht mijn schoonvader proeven. Hij vond het hartstikke lekker!’
Gevoel van bedreiging of buitengesloten te worden heeft Jan nooit gehad, hij werd menigmaal uitgenodigd voor doop- en bruiloftsfeesten. ‘Op woensdag was ik vrij en als ik dan in de stad liep met mijn vrouw, dan kwamen we vaak Molukkers tegen, allemaal bekenden voor mij. Ook tijdens het uitgaan in Royal, kwam ik vaak de Molukse jongens tegen uit de wijk, echter nooit de meisjes.’
Het einde
In de jaren zeventig deden de supermarkten hun intrede met goedkoop brood van de broodfabriek. Daarnaast werden er nieuwe regels ingevoerd. ‘Je moest ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel, de BTW werd ingevoerd, tevens kon je bij de groothandel alleen nog met een pasje van de Kamer van Koophandel inkopen. Toen was het snel gedaan met de straathandel.’
Bakker Broekema was inmiddels samen gegaan met bakker Bramer en gingen samen verder onder de naam BB Bakkerijen. Op dat moment waren er 22 broodventers in dienst. Reed Jan ’s morgens met 250 broden, koek, beschuit, etcetera op zijn zestiende de ventwijk in en hij kwam ‘s avonds terug met een behoorlijk geldbedrag in zijn geldtas. Nooit heeft hij zich bedreigd gevoeld. ‘Op die leeftijd zou dat in de huidige tijd toch onmogelijk zijn!’
Daarna werd Jan vertegenwoordiger in banket en bediende voornamelijk zelfstandige kruideniers. ‘We verkochten hoofdzakelijk grote koeken, zoals spijsbroodjes, gevulde koeken en ook diepvriestaarten.’
Inmiddels is Jan 56 jaar getrouwd met Henriette van der Veen. Samen hebben ze twee kinderen gekregen, een zoon en een dochter en vier kleinkinderen.
Op 33-jarige leeftijd kreeg Jan een groot hartinfarct, wat bepalend is geweest voor zijn verdere loopbaan. Op doktersadvies was uitsluitend werken zonder druk toegestaan.
Jan werd conciërge op de Van Echtenschool, basisschool voor individueel onderwijs. Eerst voor tien uur, wat later uitgebreid werd naar meerdere uren. Hij werd daar goed opgenomen zowel door de leerlingen als personeel. ‘Ik bewaar goede en fijne herinneringen aan die tijd, waar ik veel leuke activiteiten heb mogen doen met de leerlingen.’
Jan is een groot natuur- en dierenliefhebber. Ook heeft hij een aantal jaren les gegeven bij o.a. de kynologenclub Hoogeveen.
Nog steeds wordt Jan herkend, niet alleen in Hoogeveen, maar ook daarbuiten. Hij wordt nog regelmatig aangesproken door oud-leerlingen, maar ook door Molukkers. Zo liep hij een keer in Assen en hoorde hij iemand ‘Hey Jan Broekema!’ roepen en bleek dit een oud bewoner van de wijk te zijn. ‘Mooi vond ik dat.’ Jan denkt nog steeds met veel plezier terug aan die tijd.
*) Ma, hoeveel brood en opschrijven?
**) Twee broden
***) Deur sluiten
Gita Lopulisa
De verhalen zijn, na het afnemen van een interview, met toestemming van de personen zelf of kinderen/familie geplaatst.